In the afterlife of the record sleeve
20/01/12 - 10/03/12Een plaat maken is één, ze verpakken twee. In de jaren 1920 kwam iemand op het idee van een papieren zak die net zo groot en plat was als de plaat, en in het midden een groot gat vertoonde. Alle fabrikanten namen het over en drukten hun merknaam op de zak: Columbia, Polydor, Pathé, His Master’s Voice, Telefunken etc, summier opgesierd met muzieknoten of bliksemschichten. Voor- en achterzijde van de zak waren identiek en er stond verder geen tekst op, wat de zakken onderling verwisselbaar maakte. Alleen op de plaat zelf kon je lezen om welk muziekstuk het precies ging, en daarom was er in die zak een gat. Die papieren hoezen vertoonden allemaal hetzelfde, onbegrijpelijke gebrek: het papier was veel te zwak om de harde, bijna 200 gram zware 78-toerenplaat voldoende steun te geven. De zak scheurde dus binnen de kortste keren, zodat de plaat eruitgleed en kapot viel want ze was van breekbaar en onbuigzaam schellak. Toch kwam in al die jaren geen enkel merk op het idee, een sterkere zak te fabriceren.